Binnen de NLCS zijn er al talloze lijntypes te vinden om je tekening mee te verfraaien. Maar als het voor gaat komen dat je een eigen lijntype nodig hebt, bijvoorbeeld omdat je een fasegrens wilt nummeren, of een materiaal wilt aanduiden van een bepaald gebied, dan is het maken van een eigen lijntype niet moeilijk.

Grondverontreinigingsgrenzen

Neem als voorbeeld een gebied dat je wilt aanduiden als vervuilde grond.

Om een lijnstijl te gebruiken met een symbool, kun je met de Express Tools eerst een Shape definitie maken en kun je vervolgens een lijntype genereren die ook in je tekening geladen blijft. Een symbool, een Shape, in een lijnstijl lijkt op een Block, maar is eenvoudiger van opzet. Zo kan het geen attributen bevatten of elementen op een andere laag. Het biedt in een tekening geen voordeel om Shapes te gebruiken, daarom worden deze normaal gesproken alleen in lijnstijlen toegepast. Een Shape is een eenvoudige vorm die samengesteld kan zijn van lijnvormige objecten, bijvoorbeeld deze:

Express Tools

Vroeger kon je optioneel de Express Tools installeren bij AutoCAD, maar al enige jaren is het een vast onderdeel geworden. Het heeft een eigen tabblad op de Ribbon gekregen. Helaas zit er niet veel onderhoud meer aan, maar de meeste functies zijn nog steeds pareltjes. Zo vind je daar de functie om lijnstijlen te maken, maar ook om Shapes te maken. Maar eerst moet je een Shape definiëren. Een eenvoudige manier is bijvoorbeeld door een schermafdruk van een symbool te maken dat je op het internet vindt, en deze plakt in de tekening. Dit wordt een soort OLE object en heb je maar tijdelijk nodig, alleen om de vorm over te trekken. Daarna kun je het OLE object weer uit de tekening verwijderen. Maar je kunt altijd uit de losse pols iets tekenen of op andere wijze voorbereiden.

Nadat je de vorm hebt overgetrokken, kun je deze plaatsen tussen twee lijnstukken om samen een lijnstijl te definiëren. Als je vlakken in een Shape wilt vullen, dan gebruik je losse lijnstukken, want een arcering zal niet opgeslagen worden in de definitie.

Je moet hier eerst nog een Shape van maken, en dat doe je met de Ribbon > Express Tools > Tools > Make Shape functie. De functie maakt een SHP en een SHX bestand aan, het vraagt een naam, en een resolutie. Standaard staat dit op 128. Het SHX bestand is altijd nodig om de vorm weer te geven, dus als je de tekening deelt (of in samenwerkt met collega’s) dan moet het SHX bestand altijd beschikbaar zijn bij de tekening, of voorkomen in één van de supportpaden. Het SHP bestand is een tekstbestand waarin de vorm is beschreven. Je kunt deze bewaren voor het geval je er handmatig iets aan wilt wijzigen, maar het hoeft niet.

De functie voegt de Shape niet zomaar in de tekening en vervangt de objecten ook niet. Je kunt met de functie SHAPE het zojuist gemaakte bestand invoegen. Als je de vorm niet goed gelukt vindt, dan kun je nog wat spelen met de resolutie bij het opnieuw exporteren.

Maar als Shape in een lijn valt dit vaak niet zo op, zeker niet als je er een afdruk van maakt.

Om de lijnstijl vervolgens te definiëren, gebruik je de functie Ribbon > Express Tools > Tools > Make Linetype waarmee je de definitie opslaat in een LIN bestand. In de verschillende stappen wordt gevraagd om een LIN bestand te maken, een lijntype naam op te geven (zonder spaties), het startpunt en eindpunt van de definitie en de objecten voor deze definitie. Je selecteert dan de beide lijnen en de Shape. De LIN bestanden hoef je niet te bewaren als je de lijnstijlen alleen in de huidige tekening wilt behouden, maar wil je het hergebruiken of toevoegen aan de NLCS bibliotheek, dan kun je de bestanden beter wel bewaren.

Na afloop is de lijnstijl beschikbaar in de tekening en kun je het toepassen.

Is het resultaat niet mooi genoeg, dan kun je aanpassingen doen en het proces opnieuw uitvoeren. De bestaande lijnstijl wordt dan overschreven. Pas als je tevreden bent, kun je de LIN bestanden gaan archiveren zodat je die later op een andere plek kunt hergebruiken.

Toevoegen aan NLCS

Om het eenvoudig te kunnen hergebruiken in andere tekeningen, kun je de gemaakte lijntypes toevoegen aan de NLCS bibliotheek. In InfraCAD kun je deze weer terugvinden en zelfs koppelen aan NLCS objecten, zodat ze automatisch worden toegepast. Meer informatie hierover vind je hier.

 

Altijd al plug-ins willen maken voor AutoCAD? Dan is dit het boek dat je nodig hebt om dat te leren. Het helpt je om plug-ins te ontwikkelen in de .NET taal C# met behulp van Visual Studio. This book is only available in English.